Als u één enkel voorwerp hebt dat een netto last op het (zeg bovenmatige elektronen) heeft, dan bewegen deze lasten zich rond in het voorwerp als er een netto kracht op de elektronen (van andere elektronen) is. Deze lasten bereiken uiteindelijk een evenwicht waar de netto krachten op elk elektron nul is.
In het bijzonder is de netto kracht van de elektronen op de oppervlakte van het voorwerp ook nul. Maar bekijkend één elektron op de oppervlakte, ziet u dat er binnenlandse krachten kunnen zijn die het weg elektron aan de oppervlakte duwen, en in uit het knallen van het elektron zou slagen als er genoeg kracht op dat elektron was om het te helpen van de atoomkrachten ontsnappen die het in het voorwerp houden.
Als de netto kracht op dit oppervlakteelektron niet loodrecht aan de oppervlakte was, dan zou dat elektron zich beginnen te bewegen. Aangezien u wordt verteld dat het elektron zich niet beweegt, dan moet de som elektronenkrachten op dit enige elektron aan de oppervlakte normaal zijn. Als de netto kracht op dit elektron (b.v., voeg een ander voorwerp dichtbij toe met een tegengesteldelast) groot genoeg wordt, dan krijgt u een statische lossing door de weerstand biedende lucht.