Sub CreatePivotTable ()
Schemerige lastRow zoals lang
Schemerige I zoals lang
Bladen („Ruw“). Activeer
Waaier („A1“). Waarde = „Symbool“
Waaier („B1“). Waarde = de „Code van de Cliënt“
Waaier („C1“). Waarde = „Hoeveelheid“
Waaier („D1“). Waarde = „Privé“
lastRow = Bladen („Ruw“). Waaier („A“ & Rows.Count). Eind (xlUp). Rij
Voor I = 2 aan lastRow
Als Cellen (I, 2). Waarde = „4001“ of Weggegaan (Cellen (I, 2). Waarde, 1) = „T“ of Weggegaan (Cellen (I, 2). Waarde, 1) = „M“ toen
Cellen (I, 2). Waarde = „Privé“
Anders
Eind als
Volgende I
ActiveWorkbook.PivotCaches.Add (SourceType: =xlDatabase, SourceData: = _
„Ruw! R1C1: R“ & lastRow & „C4“) .CreatePivotTable TableDestination: = "", TableName: = _
„PivotTable1“, DefaultVersion: =xlPivotTableVersion10
ActiveSheet.PivotTables („PivotTable1“) .AddFields RowFields: = " Symbool“, _
ColumnFields: = De " Code van de Cliënt "
ActiveSheet.PivotTables („PivotTable1“) .PivotFields („Hoeveelheid“). Richtlijn = _
xlDataField
Sub van het eind
|